De no-riskpolis maakt veel werkgevers blij: (gedeeltelijke) compensatie voor het te betalen loon tijdens ziekte én – belangrijker nog – geen doorbelasting (of betaling) van een aansluitend toegekende WGA-uitkering gedurende 10 jaar.
Maar een no-riskpolis garandeert niet altijd een blijvende lach, zo blijkt uit de zaak van de Centrale Raad van Beroep van 28 september 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:2076)
In deze zaak was een werknemer bij een eigenrisicodrager in dienst op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Op enig moment meldt de werknemer zich ziek en heeft het UWV vastgesteld dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden voor de no-riskpolis. De werknemer begrijpt dit niet zo goed en belt het UWV met de mededeling dat hij “nooit een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft ontvangen” en “dat hij niet onder de no-riskpolis kan vallen”. Ook laat hij het UWV weten dat hij te maken heeft met een “boze werkgever” die hem vals zou beschuldigen van oplichting. Na dit telefoontje heeft het UWV aan de werknemer opnieuw (!) (ten onrechte) een ZW-vangnet uitkering toegekend.
De ex-werknemer van de eigenrisicodrager heeft na het doorlopen van de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd en het UWV heeft de WGA-uitkering vervolgens op de ex-werkgever als eigenrisicodrager verhaald.
Verhalen of niet?
De eigenrisicodrager is het niet eens met deze verhaalsbesluiten van het UWV en heeft hiertegen met succes beroep ingesteld bij de bestuursrechter. De bestuursrechter is van mening dat het UWV in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld, door de WGA-uitkering alsnog te verhalen op de eigenrisicodrager. De eigenrisicodrager had erop mogen vertrouwen dat met de toekenning van de Ziektewetvangnetuitkering (ondanks dat dit achteraf onterecht bleek), de WGA-uitkering niet door het UWV zou worden verhaald.
Belangenafweging door de Centrale Raad van Beroep
De Raad is het wat betreft het vertrouwensbeginsel volkomen eens met de rechtbank, maar de Raad beoordeelt vervolgens of het UWV ook gehouden is aan de gerechtvaardigde verwachtingen te voldoen. Daarvoor dient een belangenafweging plaats te vinden. In deze zaak staat het financiële belang van de eigenrisicodrager tegenover het algemene belang dat de WGA-uitkering gedurende 10 jaar ten laste komt van de Werkhervattingskas.
Volgens de Raad dient het algemene belang te prevaleren boven het (individuele) financiële belang van de eigenrisicodrager:
“(…)
Het algemeen belang staat in de weg aan honorering van de verwachtingen die het Uwv heeft gewekt. Het afzien van het verhaal van de WGA-uitkering zou immers betekenen dat het bedrag van een WGA-uitkering over een periode van maximaal tien jaar ten laste komt van de publieke middelen van de Werkhervattingskas zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Daar staat tegenover dat betrokkene rekening kon houden en ook daadwerkelijk heeft gehouden met het verhaal van WGA-uitkeringen van haar arbeidsongeschikte werknemers door dit risico te verzekeren. De nadelige gevolgen van het niet honoreren van de gewekte verwachtingen blijven bij betrokkene beperkt tot een – mogelijk – hogere premie. Betrokkene heeft niet gesteld dat zij vanwege de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten, waardoor zij mogelijk schade zou hebben geleden. Verder is van belang dat betrokkene door de fout van Uwv een financieel voordeel heeft genoten. Het Uwv heeft van 10 april 2017 tot en met 15 juli 2017 ziekengeld aan de werknemer betaald terwijl het Uwv daartoe wettelijk niet verplicht was. Het Uwv is daar niet ten nadele van de werknemer of van betrokkene op teruggekomen. Betrokkene heeft daardoor over die periode geen loon aan de werknemer hoeven betalen. Het vertrouwensbeginsel staat dus niet in de weg aan het verhaal van de WGA-uitkering van de werknemer op betrokkene.
(…)”
Kortom: de Raad is van mening dat het algemeen belang prevaleert. Daarbij weegt de Raad mee dat de eigenrisicodrager reeds heeft geprofiteerd van de fouten van het UWV (doordat zij het loon tijdens ziekte niet hebben doorbetaald). Bovendien heeft de eigenrisicodrager een verzekering afgesloten voor eventueel verhaal van WGA-uitkeringen, dus het nadelige gevolg blijft ‘beperkt’ tot een hogere premie.
Slotsom
Enerzijds is de uitspraak van de Raad te begrijpen: als de uitkering gedurende 10 jaar (langer) ten laste van de Werkhervattingskas komt, dan raakt dat indirect de belastingbetaler, maar anderzijds is het opvallend dat de Raad een ‘premieverhoging’ als ‘onvoldoende nadelige gevolg’ gekwalificeerd. Daarbij gaat de Raad m.i. iets te gemakkelijk voorbij aan het feit dat niet alleen een premieverhoging mogelijk aan de orde is, maar dat op een eigenrisicodrager ook de re-integratieverplichtingen rusten ex artikel 42 Wet WIA. Het naleven van die verplichting is ook niet gratis voor de eigenrisicodrager…